Als u een pup koopt...
Enkele nuttige adviezen van onze kant
Inleiding.
Veel nieuwe maar ook meer ervaren liefhebbers van de Duitse Herdershond vragen zich, bij de aanschaf van een nieuwe pup, vaak af, wat ze nu eigenlijk zouden moeten doen. Waar koop ik de
hond?
Om te beginnen zou een ieder zich eerst eens moeten afvragen, wat hij of zij nu eigenlijk wil. Waarvoor koop je de hond? Heb je speciale wensen? Wat wil je met de hond bereiken? Is het een hond
voor bij huis, wil je er voor de lol mee africhten of zelfs meer bereiken of wil je er clubmatches of tentoonstellingen mee draaien? Of lijkt behendigheid (agility) je leuk om te doen?
De meeste mensen hebben bij het ras Duitse Herdershond een bepaald type voor ogen. Veelal gaat de voorkeur uit naar de zwartbruine of zwartgele Duitse Herder, zoals je die vaak om je heen ziet en
zoals mensen die in hun jeugd of in het heden hebben mogen aanschouwen in films als "Rin-Tin-Tin" en "Commissaris Rex". Als je met een anders gekleurde Duitse Herdershond over straat loopt, dan
vraagt men al gauw: "Is dat een Groenendaeler?", als het om een zwarte hond gaat, of "Is dat niet een Hollandse Herdershond?", als het om een wolfsgrauwe hond gaat, en ga zo maar door. Veel
adspirant-kopers vragen over de telefoon: "Heeft de hond een mooi zwart dek?"
Dat het ras net 100 jaren bestaat en dat bij de eerste Duitse Herdershonden de wolfsgrauwe kleur overheerste, weet men vaak niet.
Op zich is dat allemaal niet van belang. Alle kleuren zijn toegestaan, mits ze voldoen aan de vastgestelde raskenmerken, en dat betekent onder andere dat een raszuivere Duitse Herdershond niet
wit mag zijn en slechts een klein wit plekje, ter grootte van een rijksdaalder, op de borst mag hebben. Overigens is het een kwestie van smaak. Een keurmeester kijkt naar de bouw en overige
raskenmerken bij het beoordelen van een Duitse Herdershond. Of de hond zwartbruin, zwart of grauw is mag eigenlijk niet van belang zijn. Maar natuurlijk hebben die keurmeesters ook een eigen
smaak, die mee zal wegen.
Als je pups in een nest ziet, heb je de neiging om de mooiste qua kleur en - voor zover je in staat bent dat vast te stellen - lichaamsbouw te kiezen, terwijl het misschien veel verstandiger is
om het gedrag van de pup bepalend te laten zijn voor je keuze.
Kleur van de hond zegt niet alles en soms veel. Binnen de Duitse Herdershondenwereld bestaat nationaal en internationaal een duidelijke tweedeling. Men spreekt daarbij vaak van het fokken via
schoonheidslijnen (= Hochzucht) en via africhtings- of werkhondlijnen (= Leistung). Vaak houden fokkers zich met één van beide richtingen bezig en niet met beide, uitzonderingen met een wat
bredere kijk daargelaten. Zelf vind ik, dat een fokker voor beide oog moet hebben en niet standaard een "africhtingshond" of een "kynologische hond" af kan wijzen; dan ben je gewoon niet goed
bezig.
Reu of teef?
Het hangt van de wensen af, die je hebt, of je een reu of een teef neemt. Misschien vind je een reu gewoon mooier of heb je liever een teef. In principe kunnen er al verschillen zijn tussen reuen
en teven. Een reu is vaak wat robuuster, sterker, groter en kan dominant zijn. Een teef daarentegen is vaak wat zachter, socialer en aanhankelijker. Dit is echter geen wet van Meden en
Perzen.
Schoonheid.
Iedereen wil natuurlijk een mooie hond. Wat heeft het voor zin om willens en wetens een lelijke hond te kopen? Daar zou je je later wel eens vaak aan kunnen gaan ergeren. Schoonheidsfokkers
houden zich daarom dan ook voornamelijk bezig met het fenomeen schoonheid. Hoe kan ik een zo mooi mogelijke hond fokken om daarmee nationaal en misschien wel internationaal op clubmatches en
tentoonstellingen hoge ogen te gooien? Het uiteindelijke doel is vaak het bereiken van een zo hoog mogelijke kwalificatie op evenementen als de Bundessiegerzuchtschau (vroeger geheten:
Hauptzuchtschau) van de SV en de Kampioenschapsclubmatch van de VDH. In een groot aantal gevallen zie je dan helaas, dat de betreffende fokkers minder waarde hechten aan de africhtingsresultaten
van de honden. Gelukkig bestaat ook hier de verplichting minimaal één africhtingskenteken met de fokdieren te hebben behaald. Dan praten we over ten minste SchH1 of IPO1. Zie hierna onder
Fokgeschiktheidskeuring.
Africhting.
In kringen van africhters richt men zich meestal niet op de fok van schoonheidshonden, maar kijkt men meer naar de resultaten op het vlak van de africhting van de ouderdieren, waarbij de totale
stamboom ook een belangrijk aspect vormt. Men wil een pup uit ouderdieren, die aantoonbaar werklustig zijn. Men richt zich in die gevallen op de aanleg als werkhond van de betreffende ouderdieren
in de hoop belangrijke africhtingsresultaten te kunnen bereiken. Hierbij kan gedacht worden aan deelname aan Provinciale Africhtingskampioenschappen, de Individuele Africhtingskampioenschappen,
de Wereldkampioenschappen en andere africhtingswedstrijden. In een groot aantal gevallen wordt door de betreffende fokkers minder waarde gehecht aan de schoonheid van de honden, vaak met nadelige
gevolgen voor de uiterlijke kenmerken van de hond, de van belang zijnde raskenmerken. Ook deze fokkers moeten echter voldoen aan de eisen van Fokgeschiktheid (zie hierna).
Fokgeschiktheidskeuring.
Als men met een Duitse Herdershond wil fokken overeenkomstig de eisen van de VDH, de SV en de WUSV (wereldwijd overkoepelend orgaan van de landelijke verenigingen van Duitse
Herdershondenliefhebbers) - en dat zijn in mijn ogen de minimale vereisten, waaraan een Duitse Herdershond zou moeten voldoen en waaraan men bij het kopen van een pup zeker aandacht dient te
besteden - dan dienen beiden ouderdieren te zijn "aangekeurd op fokwaarde". Dit betekent, dat de honden bij een Fokgeschiktheidskeuring zijn goedgekeurd. De goedkeuring kan blijken uit twee
gradaties, namelijk Keurklasse 1 (voor de fok aanbevolen) en Keurklasse 2 (voor de fok geschikt).
Wanneer een fokker met zijn ouderdieren aan deze vereisten voldoet, zult u bij de pup niet alleen de stamboom van de Raad van Beheer op kynologisch gebied in Nederland krijgen maar tevens het
door de VDH verstrekte Certificaat van Fokniveau.
Vereisten voor het bereiken van een keurklasse.
Om op een fokgeschiktheidskeuring te kunnen worden toegelaten, moet de eigenaar van de aan te keuren reu of teef aan een aantal eisen voldoen. De hond moet een africhtingskenteken hebben behaald
(minimaal SchH1 of IPO1 en VZH), voldaan hebben aan de uithoudingsvermogenproef (UV of AD), en minimaal de kwalificatie Goed hebben behaald op een clubmatch. Van de aankeuring wordt een
keurbewijs aan de eigenaar van de gekeurde hond overhandigd en keurberichten worden jaarlijks gepubliceerd in een Keurboek van de VDH en in Duitsland van de SV.
Op deze wijze kan de adspirant-koper zichzelf op de hoogte stellen van de kwaliteit van de ouderdieren op het moment van de keuring.
Het uitzoeken van de fokker.
Nadat de adspirant-koper zich op de hoogte heeft gebracht van de op dat moment aanwezige nesten, bij voorkeur via de puppylijst van de VDH, kan hij contact opnemen met de diverse fokkers en naar
aanleiding van het telefoongesprek een afspraak maken met één of meer fokkers.
Het is gebruikelijk, dat de fokker de tijd neemt om met de adspirant-koper over het nest te praten. Zeer plezierig is ook, dat de moederhond aanwezig is. De vader zal er meestal niet zijn, omdat
die elders in den lande of misschien wel in het buitenland staat. Je kunt dan in ieder geval kijken, hoe de moederhond je bevalt. Hoe gedraagt de hond zich? Is ze sociaal in de omgang met
vreemden of wil ze je meteen "grijpen", terwijl je nog niet eens bij de pups bent?
Tijdens het voorafgaande gesprek met de fokker kan de fokker gevraagd worden de papieren van de teef en kopieën van de bescheiden van de reu te laten zien. Kijk daarbij naar de heupen, de
africhtingskentekens en het keurbericht. Beoordeel zelf of dit goede papieren zijn en wel die, die passen bij jouw wensen. Want je hebt jezelf de vraag gesteld, weet je nog: Wat wil ik met de
hond. Als je bang bent, dat je de kennis niet hebt om dat te beoordelen, neem dan een betrouwbare Herdershondenkenner mee, die je kan adviseren. Ook de fokker kan daarin een belangrijke rol
spelen, maar een extra oog kan daarbij geen kwaad. Er zal tenslotte geen fokker zijn, die zegt: Dit is een slecht nest. Nee, hij zal eerder de ouderdieren om hun kwaliteiten prijzen.
De goede fokker zal je echter ook naar je bedoelingen met de hond vragen. De eerlijke fokker zal bijvoorbeeld zeggen: "Zoekt u een hond om de africhtingstop te bereiken? Dan is dit het goede
nest", of: "dan hebt u misschien meer kans bij fokker X, van wie ik weet, dat hij nu een nest heeft van vader Y met moeder Z". Ook zou hij kunnen zeggen: "U wilt verder in de kynologie,
clubmatches draaien en dergelijke? Dan hebt u met dit nest minder kans dan met het nest van fokker X, die zich meer met schoonheid bezig houdt". Een goede fokker zal u onder omstandigheden niet
eens een hond willen verkopen. Dat zou bijvoorbeeld zo kunnen zijn, als u iets zegt in de trant van: "Ik heb de hond nodig voor de bewaking omdat ik een sloperij heb. Hij kan altijd vrij rond
lopen binnen de hekken, maar ik wil hem niet in huis hebben en ik heb geen tijd om de hond uit te laten" of "Ik leg de hond aan de ketting bij de voordeur. Dat heb ik bij mijn vorige hond ook
gedaan en dat beviel me prima". Ook kunt u door andere uitlatingen de fokker afschrikken. Ik heb zelf jaren geleden al eens iemand op bezoek gehad, die zei: "Wat kost dat kreng?" Waarop ik tegen
hem zei: "Die kunt u niet betalen. Ik verkoop u geen hond." Waarop hij het aankoopbedrag verdubbelde. Ik bleef echter bij mijn standpunt: hij kreeg geen pup.
Een fokker, die fokt voor het geld, zal dat normaliter niets uitmaken. Het belangrijkste is dan, dat hij de pup kwijt is en dat het geld binnen is.
Belangrijk is om met de fokker de garantiebepalingen door te nemen. Vaak worden dergelijke afspraken in een sfeer van vertrouwen gemaakt, maar u kunt ook vragen naar schriftelijk bewijs in de
vorm van een koopcontract of iets dergelijks. Er kan altijd iets mis zijn met de pup (wat niets te maken hoeft te hebben met de kwaliteit van de fokker) en hoe komen de fokker en u dan weer tot
elkaar?
Vraag de fokker ook naar de "heupenverwachting" van het nest. Heeft de teef al eerder nesten
gehad en hoe waren toen de heupen van de nakomelingen? Welke "fokwaardeverwachting" heeft het nest op het vlak van de heupen? In Duitsland bestaat een systeem van "Zuchtwertschätzung"
(fokwaardeschatting). Het komt er in het kort op neer, dat de ouderdieren in dat systeem een waarde krijgen toebedeeld, gebaseerd op de toestand van de eigen heupen, die van de ouders,
grootouders, broers, zussen en eventuele nakomelingen. Bepalend is, dat de waarde van vader plus moeder van het nest gemiddeld (dus door het getal twee gedeeld) niet boven de honderd uit mag
komen. Is dat wel zo, dan wordt er in Duitsland geen stamboom meer afgegeven. Voorbeeld: vader heeft waarde 90 en moeder waarde 110. Samen is dat 200 en door 2 gedeeld 100. In dat geval wordt aan
de eisen voldaan. Hoe lager het getal van de Zuchtwertschätzung echter is, hoe beter. Bepalend is de waarde van de heupen van de ouders op het moment van dekking. Dit kan per 3 maanden
veranderen, dus verlaagd of verhoogd worden.
Voor Nederlandse honden is moeilijk aan te geven, welk getal van "fokwaardeschatting" bij het nest hoort, omdat de meeste Nederlandse honden niet in het systeem zijn opgenomen. Dan helpt de
stamboom of liever het Certificaat van Fokniveau van de ouderdieren. Hierop staan de kwalificaties van de heupen van de ouders en voorouders vermeld. De fokker dient hierover meer te kunnen
vertellen.
Alle genomen en te nemen maatregelen zijn echter geen garantie, dat uw pup geen
heupdysplasie zou kunnen hebben of krijgen. De fokker moet daar van alles aan hebben gedaan en je bepaalt zelf de rest door de manier, waarop je - met name in het eerste levensjaar - met de pup
omgaat.
Het uitzoeken van de pup.
Als de fokker je de pups of de pup, als de rest al verkocht is, laat zien, zul je waarschijnlijk meteen "verkocht" zijn, want jonge honden zijn nu eenmaal leuk en vertederend. Je hebt zich in dit geval echter van tevoren overtuigd van de kwaliteit van de ouderdieren en de stamboom, dus je weet al of je ja of nee een hond uit dat nest wilt hebben. Waarom zou je ze anders gaan bekijken? Er zijn zoveel leuke pups te koop! Je weet ook, of je een reu of een teef wilt hebben. Je laat je dus niet afschepen met iets wat je niet wilt. Als je het nest rustig bekeken hebt, vraag je de fokker of hij de reuen en de teven wil scheiden. Ga niet zelf tussen de pups zitten te graaien, want dat zal de fokker je niet in dank afnemen. Bekijk vervolgens de gescheiden geslachten en laat steeds weer een pup wegnemen tot díe pup overblijft, die jòu aanstaat. Kijk of de pup zelfstandig naar je toekomt, ook zonder zijn nestbroertjes en nestzusjes. Maak dan je keuze.
Resumerend.
Een hond is een levend wezen en geen machine. Je koopt een hond, omdat je daar bedoelingen mee hebt. Of je begeeft je actief in de sport en dan maak je een keuze tussen schoonheid en africhting
of je probeert beide te combineren. Of je wilt de hond alleen maar hebben om een Duitse Herdershond in het gezin te hebben. De keuze kan bepalend zijn voor het benaderen van een
fokker.
Laat u gerust ook door uw eigen gevoel leiden. Denk daarbij aan wat u voor ogen hebt.