Drachtigheids-diagnostiek.
De versmelting van eicel en zaadcel vindt plaats in de eileider; 5-7 dagen later daalt de bevruchte eicel af in de baarmoeder, waar de innesteling van het embryo pas na 17-21 dagen plaats vindt. De vruchten zijn over beide baarmoederhoornen gelijk verdeeld. De vruchtblazen zijn vanaf 26 dagen duidelijk in de buik te voelen of met echografie zichtbaar te maken. Op een röntgenfoto zijn de foeten pas vanaf 45 dagen waarneembaar.
Vanaf de vijfde week dient het rantsoen opgevoerd te worden tot 150% van de normale dosering aan het einde van de dracht. Na de bevalling wordt de voederbehoefte veel groter, soms wel tot 300% van de normale dosis. De verhoogde voeding dient goed verdeeld te worden over meerdere porties per dag.